Kwispelen

Als je een jonge hond achterna gaat

Die spelend voor je uit rent

Dan draaft hij door

Steeds verder van je vandaan

Hij vertrouwt erop

Dat jij hem volgt

Die hond is mijn blijdschap

Die van samen spelen op het strand

En nergens kwaad in zien

Ik ben hem kwijt

Ooit rende hij bij mij vandaan

Ik verloor hem uit het oog

Heb ik hem niet gevolgd?

Soms zie ik een stip in de verte

Soms iets dichterbij

Maar telkens verdwijnt hij weer

Waarom wacht hij niet op mij?

Is hij zelf naar iets op zoek?

Of is het dat hij mij opzettelijk ontwijkt?

Drijft mijn spanning hem op de vlucht?

Komt hij niet dichter bij

Omdat hij mijn angst voelt

Mijn angst voor alles buiten mezelf

Alsof het me bedreigt

En mijn veiligheid alleen bestaat

In eenzaamheid

Is het mijn angst

Die hem steeds verder drijft?

Kan ik de beweging omdraaien?

Dat hij weer bij me komt

Me vult met blijdschap

En zo mijn angst verjaagt?

Als ik nou eens heel stil ga zitten

En hem zachtjes roep

Zou hij zich dan omdraaien?

Naar me toe komen?

En kwispelen?

Schrijven vanuit pijn

Dit is mijn schrijfstijl

Schrijven vanuit pijn heet-ie

Het is geen dagboek stijl

Het is een echte leven stijl

Het is schrijven vanuit eerlijke gevoelens

In plaats van dat niet te doen

Het is pijnlijke emoties opdelven

In plaats van ze te bedekken

Het is ze omhoog halen

In plaats van ze weg te stoppen

Het is ze eén voor één benoemen

Steeds weer oprakelen

In plaats van ze te vergeten

En te vergeven

Zonder te weten

Hoe je daar eigenlijk komt

***

Schrijven vanuit pijn

Voor mij

Is zoeken naar ontraveling

Oorspronkelijkheid

Uitstraling

Van wat verborgen ligt

Onder wie ik niet ben

***

Ik wil mijn pijn kennen

Begrijpen waar-ie vandaan komt

Van hem leren

Er diep in snijden

Hem ontleden

Opdelen in steeds kleinere stukjes

En die één voor één ontcijferen

Hun zinloze en betekenisvolle details in woorden omzetten

En dat proces onbelemmerd voortgang geven

Tot de deeltjes zo klein geworden zijn

Dat de pijn poeder wordt

Stof

Dat ik van me af kan kloppen

En mee kan laten waaien

Met de wind

***

Ik wil diep duiken en graven

In donker kolkend, razend water

Ik wil voelen hoe takken, zand en stenen

Meegevoerd met de rivier

Mij genadeloos raken

Gaten in mij slaan

Mij omlaag duwen naar de bodem

En mij de nachten laten zien

Als ik dan de stilte vind

En luister naar wat het water me vertelt

Dan gaan de brokstukken me ontwijken

Omdat ze er niet meer toe doen

Ze stromen langs me heen naar zee

Om daar een nieuw leven te beginnen

Terwijl koud uit hoge sneeuw geboren water

Naar me toe valt

Me omarmt

En mijn wonden zacht en duurzaam heelt

***

Ik schrijf vanuit pijn

Omdat ik soms niets anders ben

Weggezonken in het zwarte water van de rivier

Zoek ik

Naar de wortels

Als ze losschieten

stroom ik verder

Naar een nieuwe schrijfstijl

Schrijven vanuit pijnloosheid

Bijvoorbeeld

Dan drijf ik verder mee

Met het lichte golvenspel

En groei ik door

Naar schrijven vanuit blijheid

Tot ik tussen de bomen

Geluid hoor van vogels en water

Waar ik schrijf vanuit dankbaarheid

Dan kom ik bij de zee

De open zee

Waar alles samenvloeit

En elk leven altijd weer opnieuw begint

Daar schrijf ik

Ik kan niet anders

Vanuit geluk

***

De reis is lang

Steeds weer

Soms lijkt-ie

Eindeloos

Wellicht

Vrijheid

Kinderen die opgroeien in een thuis

Waar zij veiligheid voelen zonder plicht

Waar zij onvoorwaardelijk ontvangen

Groeien vanuit uitsluitend liefde

In de onbetwistbare zekerheid

Dat ze mogen zijn wie ze zijn

Zoals alleen zij zijn

Omdat er niemand anders in hen kan bestaan

Die kinderen

Leven hun geboorterecht

Ik vraag me af

Hoe kinderen

Die dat niet ervaren

Ooit kunnen weten

Wat vrijheid is?

Eindeloos moment

Ik loop op blote voeten naar het strand. Stappend op de schaduw van amandel- en palmbomen, schuif ik mijn voeten door het hete zand het strand op. Ik voel de scherpe warmte van de zon op mijn huid, het scherpe licht in mijn ogen. Tientallen krabjes schieten weg langs mijn voeten naar hun kleine holletjes in het zand. Er liggen aangespoelde boomstammen op het strand.

De hemel is blauw, de zon scherp snijdend warm, en de zee kalm als een meer. Er zijn geen golven, het water is helder groen-blauw en kabbelt langs het koraal. Kleine visjes zwemmen er tussendoor gesierd door zwarte, gele en witte strepen. Hier en daar deint een alg. Ik loop naar het transparante water dat net zo warm voelt als mijn lijf, en wandel er in tot het tot mijn middel reikt.  

Kijkend naar mijn voeten, zak ik door mijn knieen. Ik vul mijn handen met zandkorrels, en terwijl ik mijn vuisten dichtknijp, glijden die als pap door mijn vingers weer terug naar de bodem. Het doorschijnende water komt nu tot aan mijn schouders en ligt als een warm, beschermend laken over me heen. Ik draai met mijn lijf en zwaai mijn armen in de rondte. Ik voel de kracht van het water. Ik kijk achter me naar de groene bomen, bladeren, vruchten en vogels; en voor me uit naar de eindeloze lucht, het langgerekte water.

Ik strek mijn armen uit de verre zee in, ik strek ze zo ver ik kan. Met een klein duwtje van mijn voeten begin ik te drijven, naar de horizon. ‘Lang water’, zeg ik hardop. Waar ga ik naar toe? Nergens. Ik ben overal, in volle uitbundigheid. ‘Is dit een droom? Waarom kan dit niet echt zijn?’  

Ik blijf drijven zolang ik kan, probeer met mijn bewustzijn het moment te rekken. Ik geef me over en voel me nederig ten aanzien van het eindeloze alles. Mijn gedachten lopen leeg, vullen zich met steeds minder, totdat er niets meer is.

Mijn eindeloze moment wordt onderbroken door het gebrul van apen op de achtergrond. Ik sta op en, geduwd door mijn ratio, loop ik terug naar de routine van de dag.